De vraag die het Architectuurcentrum Twente stelt is de vraag naar kwaliteit. En voor kwaliteit is nog steeds vakmanschap vereist! De keuze van een specifieke architectuur in het buitengebied komt volgens sommigen - maar zeker de landschapsdeskundigen - uit het zoeken naar symbolen uit het verleden. Waarom ontstaat er geen nieuwe symboliek?
De rustieke en knusse boerderette uit 2001 werd gevolgd door de statige notariswoning uit 2002. In 2003 werd daar een zo mooi in het landschap passend Saksisch landhuis aan toegevoegd. Opmerkelijk genoeg wonen er meestal geen boeren, notarissen of grootgrondbezitters maar totaal andere beroepsbeoefenaren. Met de in gang gezette, grootschalige veranderingen in de landbouw, zullen vast veel (meestal kapitaalkrachtige) opdrachtgevers hun keuze laten vallen op een kavel in het leegkomende buitengebied. Gaan zij kiezen voor soortgelijke, veelal historiserende architectuur die voor hen dan een paleisje mag zijn maar die door de critici, architectuursnobs en self-exclaimed-architectuurkenners al snel als oubollig, truttig en zelfs landschapsvervuilend worden aangemerkt. Het is daarbij tevens de vraag of er voldoende naar de aard van de plek van het nieuwe denken wordt gekeken. Wordt het karakter van de plek (genius loci) wel voldoende in een ontwerp in acht genomen en heeft dat gevolgen voor een keuze in de architectuur?
‘Wie zijn geschiedenis vergeet, moet hem overdoen’ is een bekende uitspraak waarmee gezegd kan worden dat, willen we ons ontwikkelen, kennis van de historie fundamenteel is. Mag je daaruit afleiden dat veel opdrachtgevers de geschiedenis kennelijk vergeten zijn omdat zij die nog eens dunnetjes overdoen? Of verheffen zij juist de geschiedenis als zaligmakend want: ‘vroeger was het immers allemaal veel beter’. Kiest de consument daarom voor de zekerheid van een vorm die al bestaat en dus wordt erkend en herkend. Of is het de onbekendheid met nieuwe en vernieuwende architectuur. Onbekend maakt immers ongeliefd. En wat te denken van de opvatting nieuwe architectuur niet in het landschap zou passen.
In een analyse van de bouw in het buitengebied, van rond 1900 -de tijd waarin de grotere landhuizen van onbesproken kwaliteit in Twente werden gebouwd, zoals ‘Zonnebeek’ en de ‘Hoge Boekel’- via de wederopbouwarchitectuur van na de tweede wereldoorlog tot de ontwikkelingen van de laatste decennia, werd op deze bijeenkomst bekeken wat de mens beweegt in zijn keuze voor een bepaalde stijl. Maar er werd ook gekeken naar de kwaliteit van de uitwerking en uitvoering daarvan.
Kortom: de vraag naar architectonische kwaliteit in het buitengebied stond op deze avond centraal.
Inleiders:
- dr. Marijke Martin, Rijksuniversiteit Groningen, hoofddocent faculteit Kunst- en Architectuurgeschiedenis: ‘Verschillende visies en planologische aspecten van het bouwen in het groen’.
- ir. Huub Thomas, rayonarchitect bij Het Oversticht, secretaris welstandscommissie, over ‘Bouwaanvragen en welstandsinterpretaties uit het Twentse buitengebied’
- Gooike Postma, (architect Groothuis Postma architecten): ‘Twentse en eigen voorbeelden’
Gespreksleider:
- Arnold Enklaar, eigenaar van landgoed ’t Stroot’
Locatie: Clubhuis van de golfbaan ’T Sybrook, Veendijk 100, Enschede
Bezoekers: circa 150 personen