De toekomst van het Twentse spoor zal zich richten op het zogenoemde Agglonet waarbij trein en bus een innige relatie aangaan en het gecombineerde openbaar vervoersnetwerk niet tot steden beperkt blijft maar hele agglomeraties zal gaan bedienen. Bovendien zal het spoor betrouwbaarder en veiliger worden en zullen er meer treinen gaan rijden. Kortom: in de toekomst moet het publiek een 8 aan het spoor geven. Dit waren de belangrijkst conclusies na afloop van de debatavond die het Architectuurcentrum Twente op 4 februari 2010 organiseerde over de toekomst van het Twentse spoor en de gevolgen daarvan voor de ruimtelijke kwaliteit.
Het was niet echt verrassend wat Cees de Vries, directeur van ProRail regio Noord-Oost en de openbaar vervoersdeskundigen Marco Berloth van Regio Twente en Martijn Ebben van Goudappel Coffeng het publiek te bieden hadden. Nee, het swingende verhaal moest komen van Marleen van Driel, architect bij het Amsterdamse bureau Benthem Crouwel en ontwerper van het poppodium Metropool, de locatie waar de discussieavond werd gehouden. Zij gaf vooraf een rondleiding door het gebouw. Ook de bijdrage van Harry Abels van IAA architecten inspireerde. Hij lichtte het ontwerp voor het vernieuwde station Hengelo toe. Hier was echte innovatie aan de orde en werd een visie op de toekomst op een aansprekende manier in beeld gebracht.
Het ontwerpconcept van Metropool is gebaseerd op geluiddichte en trillingsvrije constructies waarin muziek gemaakt kan worden zonder overlast te bezorgen. Zwaar beton dat is opgelegd op dempers en daaromheen een extra losse huid in de vorm van een soepel ogend kleed van staalplaat, kenmerken het ontwerp. Misschien was de kennismaking met dit bijzondere gebouw in Hengelo wel de belangrijkste aanleiding voor het publiek om op deze avond af te komen. Want vrijwel iedereen – en dat waren er ruim honderd (!) – was extra vroeg naar Metropool gekomen om gebruik te maken van de mogelijkheid om voorafgaand aan de discussieavond door Marleen van Driel te worden rondgeleid.
Ook het ontwerp voor het vernieuwde station Hengelo kende een opmerkelijk aantal noviteiten. Zo sprak Harry Abels zijn bewondering uit voor de civieltechnische mensen van bouwbedrijf Hegeman die – anders dan bouwers – tot op de millimeter nauwkeurig in staat blijken te zijn om een enorme tunnelschacht door het spoortalud te duwen zonder dat het treinverkeer daar onoverkomelijke hinder van ondervindt. De schacht is niet al te hoog om zo een gelijkvloerse aansluiting met het maaiveld te kunnen behouden. Om die beperkte hoogte te compenseren heeft David den Breejen, interieurarchitect en beeldend kunstenaar in dienst van IAA, de schachtwanden voorzien van een lichtwand waarbij verspringende of geleidelijk veranderende kleurbanen de reizigers begeleiden op hun tocht van buiten naar binnen of andersom. Abels stond ook uitgebreid stil bij de nieuwe luifel aan de zuidzijde van het station waarbij gebruik wordt gemaakt van oude, typisch Hengelose technieken. Gietijzeren broekstukken en pinakels zullen daar als onderdeel van een rij spanten een betonnen dak gaan dragen. Met het ontwerp hiervoor stapt Harry andermaal in de voetsporen van zijn vader die destijds vergelijkbaar werk deed in de machinefabriek van Stork (zoon Abels paste eerder gietijzer toe in de door hem ontworpen metamorfose van de Storkfabriek die nu een school is). Het ontwerpen en produceren van gietijzeren bouwelementen is daarmee weer helemaal op de kaart gezet en de Soester gieterij uit Almere is daar nu de expert in. Het ambachtelijke dat de vernieuwing van het station nu kenmerkt, is ook van toepassing op de oorspronkelijke architectuur en bouwwijze die destijds onder leiding van de architect H.G.J. Schelling (1888-1978) is ontworpen en uitgevoerd. Abels heeft groot respect voor deze architect die ook de stations van Enschede en Zutphen ontwierp. De verwantschap met de beroemde Franse ‘betonarchitect’ Auguste Perret (1874-1954) is opvallend. Abels: ‘Ik heb niet veel met treinen maar heb wel een fascinatie voor stations en ik heb groot respect voor het ambachtelijke ontwerp van Schelling. Als je ziet hoe veel latjes en profieltjes er zijn gebruikt om de prachtig gedetailleerde betonconstructie te maken is, dan kun je daar alleen maar grote bewondering voor hebben’.
Wie wel helemaal weg is van treinen is Arjan Ligtenbarg. Hij opende de discussieavond met een enthousiast gebracht overzicht van de geschiedenis van het spoor en de daarop rijdende treinen zoals die in Twente en omgeving – met name het Duitse grensgebied – vanaf het begin te zien is geweest. Vooral bij het zien van de prachtig ontworpen V-200 locomotief kon Ligtenbarg zijn enthousiasme op de zaal goed overbrengen. Het ontwerp deed inderdaad erg denken aan de roemruchte jaren 50 waarin het Amerikaanse design (onder aanvoering van Raymond Loewy) hoogtij vierde.
Nog een treinliefhebber is Jan Astrego, Astrego was moderator van de avond maar maakte van de gelegenheid gebruik om in zijn functie van voorzitter van de MBS (Museum Buurt Spoorweg) de ambities van deze organisatie voor het voetlicht te brengen. Die ambitie komt kort gezegd hierop neer dat het Buurt Spoor allerlei bestaande en nieuwe leisure locaties in Twente met elkaar in verbinding wil brengen en dat daarvoor de nodige oude sporen nieuw leven moet worden ingeblazen en kunstwerken (bruggen en tunnels) gerealiseerd moeten gaan worden.
Over kunstwerken gesproken: in dit verslag mag natuurlijk niet ontbreken de plannen die door Cees de Vries nog werden opgesomd en die betrekking hebben op de infrastructuur en de gebouwen van en rond het spoor. Deze ontwikkelingen zijn in de volgende opsomming te vinden:
- in Enschede worden het emplacement en de wissels vernieuwd waardoor straks de intercity soepel het station kan binnenzoeven.
- In Hengelo is het combinatieproject met de perrontunnel in uitvoering.
- In Almelo gaat gekeken worden naar een goede parkeervoorziening.
In samenwerking met de gemeenten zijn onder meer de volgende projecten in beeld;
- in Oldenzaal komt een viaduct.
- in Borne wordt gekeken naar een verdiepte ligging van het spoor of naar alternatieven daarvoor
- In Rijssen is de onderdoorgang van de Reggesingel aan de orde.
Daarnaast zijn er nog diverse projecten in portefeuille die in samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat worden aangepakt, zoals:
- een tunnel bij Nijverdal.
- een ecoduct bij Nijverdal.
- geluidschermen bij Rijssen en Holten.
Tot slot kan dit verslag niet eindigen zonder het door Martijn Ebben genoemde motto ‘De reiziger staat centraal’ te noemen. Geen schokkend motto, maar misschien is dat voor een grote en meeslepende organisatie ook te veel gevraagd....
En dan echt tot slot: Marco Berloth benadrukt als uitsmijter dat de chipkaart de toekomst heeft en dat er met dit gemaksartikel straks op ieder moment van de trein gebruik kan worden gemaakt omdat dienstregelingen niet meer aan de orde zullen zijn vanwege een toenemende frequentie. Zo; die zit!