De raadzaal van het gemeentehuis Hof van Twente in Goor was op donderdagavond 23 september meer dan vol met extra stoelen en staanplaatsen voor de ruim 100 bezoekers. Het thema Rood-voor-Rood was kennelijk in trek bij burgers en in dit geval ook bij boeren en buitenlui. Maar ook veel professionals en bestuurders waren op het onderwerp afgekomen. Rood-voor-Rood leeft, maar is ook een lastig thema dat maar moeilijk in de vingers te krijgen is.
Architectuurcentrum Twente had in samenwerking met Architectuurcentrum Rondeel uit Deventer een expositie samengesteld waarin een vijftal gerealiseerde Rood-voor-Rood projecten gepresenteerd wordt. Het is een dwarsdoorsnede van wat de regeling oplevert en die het aanzien van het landelijk gebied in onze provincie aantrekkelijk moet houden. De regeling is immers bedoeld om landschapsontsiering tegen te gaan. Sinds 1950 is het aantal agrarische bedrijven in Overijssel met driekwart afgenomen en jaarlijks stopt nog steeds 3% van de boeren. Van de 26.000 erven die de provincie telt zullen er uiteindelijk slechts 3.000 als boerenbedrijf blijven functioneren. De rest zal een andere bestemming krijgen. De regeling Rood voor Rood moet een antwoord geven op de gevolgen van deze ingrijpende ontwikkeling. Een burgerwoning mag daarmee in de plaats komen van een niet meer in gebruik zijnde schuur of stal. Het debat, dat tevens de opening van de expositie inluidde (tot 22 oktober nog in Goor te zien), werd geleid door Albert Fien, stedenbouwkundige en programmaraadslid van het architectuurcentrum. Maar eerst kwam – na een welkomstwoord van wethouder Josh Sijbom - een drietal ervaringsdeskundigen aan het woord.
Gerdien Smit, landschapsontwerper en directeur van het twee jaar geleden opgerichte Odin Landschapsontwerpers uit Nijverdal, vertelde dat haar ontwerpvisie uitgaat van drie kernthema’s: karakter, beleving en eenvoud. Na een toelichting op deze drie aspecten gaf zij een indrukwekkend staaltje van zelfreflectie door voor het gehoor een van de vijf tentoongestelde Rood-voor-Rood voorbeelden, een ontwerp van haar hand, kritisch te beschouwen (het project De Marke, waar drie nieuwe woningen een compleet erfensemble vervangt in een nieuw bosblok). Het oorspronkelijke ontwerp bleek tijdens de ontwikkeling met particulieren uit beeld te raken waardoor de samenhangende kwaliteit verloren ging. Het was beter geweest indien de drie woningontwerpen in een familie van beeldkwaliteitplannen was vast gehouden. En nog beter was het geweest indien er een totaalplan was gemaakt waarbij de ontwerper tot aan het eind betrokken was gebleven.
Harry ten Have, is tuin- en landschapsadviseur in Schalkhaar en heeft bij ruim 50 (!) Rood-voor-Rood projecten geadviseerd. Uit die grote hoeveelheid lichtte hij er een aantal toe. Hieruit bleek dat er grote variatie zit in de aard van de projecten. Rood-voor-Rood is dus bepaald geen standaardwerk maar iedere keer weer maatwerk. Zijn conclusie was dan ook dat dit type opgave telkens weer een aantal dilemma’s oplevert. Om er enkele te noemen: De doorlooptijd van een Rood-voor-Rood project is doorgaans erg lang en dat geeft afbreukrisico’s; er is vaak sprake van gedwongen keuzes (bijvoorbeeld problemen met bedrijfsopvolging) hetgeen het proces negatief kan beïnvloeden; je krijgt te maken met nieuwe bewoners op eigen of aanliggend erf, pas op voor te krappe afstand tussen de bebouwing en dan is er nog de arm van de fiscus die roet in het eten kan gooien.
Boudewij Rip is projectleider buitengebied bij de gemeente Enschede. Met de constatering dat het leefgebied van Enschede op weg is naar een landstad, geeft Rip aan dat het buitengebied en de stad bij elkaar horen. De gemeente is 10.000 ha groot en van alle inwoners wonen er 157.000 in de stad en 8.700 in het buitengebied. De stad wordt omringd door landgoederen die vroeger ver in het buitengebied lagen maar inmiddels, door de stedelijke groei, tegen de stadsranden liggen. En in die stadsranden wordt het meest intensief gerecreëerd. Daar wordt het buitengebied als openbare ruimte gebruikt terwijl het particulier bezit is. Om dat in goede banen te leiden en om de kwaliteit te behouden is door Enschede de gids ‘Buitenkans, gids voor het buitengebied’ ontwikkeld met onder meer een 42 km lange wandel- en fietsroute rond de stad. Rip benadrukt dat burgers en boeren elkaar met respect moeten behandelen en over en weer met elkaar rekening moeten houden. Om de mogelijkheden en wensen te inventariseren zijn ruim 200 interviews met bewoners in het buitengebied gehouden. Van belang is de vraag hoe afspraken – ook in het kader van Rood-voor-Rood projecten – gehandhaafd en gecontroleerd kunnen worden. Ook met de tweede en opvolgende bewoners. Al de genoemde regelingen gaan nu buiten privaatrechterlijke afspraken om!
Albert Fien start het debat met een korte inventarisatie van de zaal: er zijn 25 bewoners uit het buitengebied aanwezig waarvan 8 boeren. Een flink aantal architecten en ontwerpers en 2 wethouders waaronder Gerrit Ophof uit Tubbergen en ook Henk Veltkamp, statenlid en varkenshouder. Fien springt direct op de Tubbergse wethouder omdat er in zijn gemeente een zogenoemd knooperf wordt ontwikkeld, waarin een zekere vergelijking ligt met een Rood-voor-Rood erf. ‘De moeilijkheid is vooral het vinden van mensen die in gezamenlijkheid een erf willen bewonen en dat is vooral voor Tukkers vaak een lastige opgave,’ aldus de wethouder. Fien werpt de vraag op ‘Wat is mooi en wat is lelijk’, om zo de bedoeling van de regeling (met landschapsontsierende schuren die geruild worden voor ‘mooie’ huizen) tegen het licht te houden. En wat is dan de rol van de Welstand? De aanwezige ervenconsulente van Het Oversticht zegt: ‘De gemeentelijke nota is het toetsingskader en als die nota vaag is dan kun je als commissie niet veel doen.’ Fien vult aan: ‘In welstandsnota’s wordt een heel gebied genoemd terwijl het buitengebied veel te gedifferentieerd is daarvoor.’ Hij roept de gemeente op om hun eisen zelf beter te formuleren. Martine Schipper, architect en welstandscommissielid: ‘Rood-voor-Rood projecten zijn niet vaak mooi. Wij zouden het liefst gebouwen in schuurvorm zien maar dat willen de meeste mensen niet.’ Architect Rob Beerkens zegt: ‘Misschien moeten we de kaders wel wat oprekken want een burgerwoning vraagt nu eenmaal om een ander bouwvorm dan een varkensschuur.’ Boudewijn Rip suggereert dat er eigenlijk een aparte gemeentelijke afdeling moet zijn die zich met de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied bezig houdt.
Een andere suggestie uit de zaal: ‘Bouw eens NIET in het buitengebied maar ga de stad verdichten.’ Waarop Rip reageert: ‘Er moet als het buitengebied leegloopt, toch iemand zijn die dat buitengebied straks aanharkt! Dus dan moet je voor bebouwing zorgen.’ De zaal: ‘Misschien hebben we straks die gronden als landbouwgrond hard nodig bij de komend bevolkingsgroei in de wereld.’
De discussie in de zaal toont aan dat regeling Rood-voor-Rood niet eenvoudig is om uit te voeren. De ervaringen van Harry ten Have tonen dat aan. Voor het hele proces vanaf initiatief tot en met het moment waarop de bouwaanvraag kan worden ingediend is volgens hem minstens twee jaar nodig. Ten Have: ‘Van de aanvankelijke enthousiaste initiatiefnemers blijft uiteindelijk slecht 10 procent over dat daadwerkelijk tot een projectuitvoering komt. Dat heeft ook te maken met de voorfinanciering die vaak gevraagd wordt.’ Een ander geluid komt van een andere in de zaal aanwezige ervaringsdeskundige. Thea van der Geest heeft samen met haar partner Jeroen van Westen en een bevriend stel zelf een Rood-voor-Rood project gerealiseerd in Heeten. Thea: ‘Het hele project heeft bij ons een jaar voorbereiding en een jaar bouwen geduurd.’
Een aanwezige corporatiedirecteur merkt als afsluiting van de debatavond op: ‘Ik zou wel als corporatie iets willen ondernemen met die Rood-voor-Rood regeling’, waarop Harry ten Have meteen antwoord: ‘Die uitdaging wil ik graag met u aangaan.’ Zo kan er toch nog iets moois ontstaan tijdens deze druk bezochte en intensief beleefde avond over wonen in het buitengebied.