Deel 1: architectuur in het Twentse landschap



Inleiders:    


- Joost Cannegieter, architect, Lonneker 


- Kees Kloosterman, landschapsarchitect DLG, Zwolle


- Gerrit Jan Veen, adviseur plattelandsontwikkeling DLV, Deventer


- Albertjan Peters, planoloog, voorzitter bestuur Hogeschool Enschede


- Jurgen van der Ploeg, architect FARO Architecten, Lisserbroek


Presentatie: Harry Abels

Locatie: havezate Het Everloo, Rossum             

Bezoekers: 75 bezoekers


De inleiders

Joost Cannegieter (architect, Lonneker)
Landschap is het decor waarin gebouwen de spelers zijn, en architectuur de intrige. Een landschap waarin alleen natuurgebieden, akkers en weiden figureren is weinig boeiend, gebouwen zijn nodig als dramatis personae , dat wisten en weten de landschapsschilders. 
In Twente hebben de boerenbedrijven die het landschap stofferen vanouds een eigen karakteristiek, het los hoes of hallentype, met de lange kap en het duidelijk gemarkeerde profiel. Direct over de Duitse grens is de bouwstijl anders, in Noord-Holland “hoort” de stolpboerderij, in Friesland de kop-hals-rompboerderij en in Limburg het hoftype.
In tegenstelling tot het stedelijk gebied is het landschap open. Zichtlijnen zijn lang, zichthoeken wijd. Solitaire elementen, zoals een grote eik of een gebouw oefenen een grote visuele invloed uit op de omgeving. Kwaliteit van het gebouwde is daarom van groot belang.
Door de huidige agrarische problematiek worden veel boerenbedrijven opgeheven, de opstallen komen vrij, en worden verworven door bedrijven (caravanstallingen, autospuiterijen) of burgers, die verbouwen of nieuw bouwen. In alle gevallen blijkt wordt weinig zorgvuldig met het visuele milieu omgesprongen. Zelden worden architecten ingeschakeld, en als dit al gebeurt, dan blijkt dat de relatie met de typologie van het landschap en de in de omgeving aanwezige bebouwing meestal ontbreekt. 
Functionele traditie en het eeuwenlang wonen door hetzelfde geslacht op hetzelfde erf hebben de kleur van de steen en de dakpannen, de vorm en accentuering van het dak en de erfaanleg en -beplanting bepaald. Dit moet niet even “op de schop genomen worden”, het is evenmin reden om tot het einde der tijden door te gaan met een traditionele stijl, integendeel, teveel aan imitatie is net zo erg als ondoordachte confrontatie van het landschap met modernisme. 
Visuele rust en ruimte kenmerken Twente. Toch wordt het buitengebied als restruimte behandeld. Natuurgebied kent enige bescherming, het landschap als geheel, dus inclusief productieland, echter nauwelijks. 
De vraagstelling is: hoeveel en wat voor bebouwing kan het Twentse landschap verdragen. 
Negatieve voorbeelden zijn er in overvloed, spaarzame positieve voorbeelden zijn de “boerderij”van de Universiteit Twente, waar Piet Blom met Twentse elementen werkt, en een woning van Hylke Postma in Deurningen.


Kees Kloosterman
(landschapsarchitect DLG Zwolle) 
De “genius loci “ is verweven met het landschap door de geologische gesteldheid en de activiteiten van mens, dier en planten door de eeuwen heen. De landschapsarchitect verricht, waar nodig,  ingrepen met beleving van de “genius loci“, de economie van het gebied en zijn eigen visie. Locale kenmerken moeten in stand blijven. Maar ook latere toevoegingen moeten de kans krijgen oud te worden, hiertoe zouden criteria moeten gelden. 
Natuur is om te benutten: er in te leven en er van te leren, daarom moeten natuurgebieden robuust zijn. Exclusieve landschappen moeten toegankelijk gemaakt worden. Beekdalen geven rijke dynamiek als we de beken meer ruimte gunnen, en overstromingsgebieden kunnen zeker ook de recreatie dienen
Voor een “versleten” landschap kunnen verbeteringen in vernieuwende zin worden doorgevoerd, maar met een breder doel, in een ruimere planologische visie dan tot nu toe gebruikelijk. 
De kwaliteit van architectuur in het landschap hangt af van samenwerking tussen de actoren, hun kwaliteit en hun visie.


Gerrit Jan van der Veen
(adviseur plattelandsontwikkeling DLV, Deventer)
Natuur en landschap in Twente zijn het resultaat van de economische activiteiten van de dragers: boeren (en een paar landgoedeigenaren). Ons cultuurlandschap kent grote dynamiek met veel variatie. Regelgeving voor nieuwe natuur resulteert soms in negatieve zin: vanaf de Hoge Boekel kon men vroeger Bentheim zien liggen, nu wordt het zicht ontnomen door te veel bomen.
Voorbeeld in gunstige zin is de nieuwe landinrichting van de Eschmarke, een ecologisch sterk gebied met moderne agrarische bedrijfsmogelijkheden. De kleinschaligheid is goed gehandhaafd, evenals de mooie oude boerenerven. Boeren en grondeigenaren moeten hun economische rol blijven vervullen, waarbij variatie in bedrijfsmogelijkheden van belang zijn.
Het bouwen op het platteland heeft een enorme verschraling ondergaan. Bedrijfswoningen zijn van hetzelfde type (maximaal, dus ook minimaal 500 m3); ligboxenstallen zijn overal hetzelfde. Meer karakteristiek is nodig.
De regelgeving voor het buitengebied zou meer variatie mogelijk moeten maken. Veel boeren stoppen, en een oplossing voor de bedrijfsgebouwen is moeilijk te verwezenlijken. Bestemmingsplannen sluiten veel goede varianten (veelal in de recreatieve sfeer) uit. 
Leegkomende gebouwen moeten passende functies krijgen, zodat het platteland body krijgt. Een bedrijf dat stopt moet de stallen voor burgerwoningen kunnen ruilen (kuub voor kuub of ruimte voor ruimte regeling). Maar rijke mensen, die een boerderij tot comfortabele woning met paardenstallen verbouwen, zijn meestal een ramp voor het landschap. Evenmin lijken de nu gepromote “landgoederen” aanwinsten te worden voor het landschap. 
Mensen moeten feeling hebben met de plek waar zij wonen. Opvolging van generatiesop de boerderij, als in het verleden, moet worden gestimuleerd. 
Het devies is d.i.m. denken: denken in mogelijkheden!


Albert Jan Peters
(planoloog en voorzitter bestuur Hogeschool Enschede)
Zwak bestuurlijk beleid leidt enerzijds tot niet uitvoeren van infrastructurele verbeteringen en anderzijds tot onvoldoende bescherming van waardevol cultuurbezit.
Vijf observaties:
Twente denkt introvert, maar is in feite een voorstad van de Randstad, met wonen als belangrijke functie. De bevolkingsdruk zal stijgen, het wordt een stedelijk landschap.
In de kracht van de visie van actieve inrichtingspolitiek moeten bepaalde delen vrijwaren van bebouwing en de functie van landschap met kwaliteit geven.
Kennisintensieve economie leidt tot “neo-aristocratie”, die hoge eisen aan het wonen stelt. De kwaliteit van Twente ligt in het groene wonen
Inrichting is een kwaliteitsvraag, waarbij samenhang centraal staat: ook niet-agrarische bedrijven kunnen in het landschap, bedrijvenparken waarbij geen heggen worden platgewalst en niet geëgaliseerd wordt.
Conserveren is mooi, maar vergeefs.


Jurgen van der Ploeg
(architect FARO)
FARO is gevestigd in Lisserbroek in een bollenschuur op een boerenerf, die met  een minimum aan ingrepen tot architectenbureau is verbouwd. Architectuur is in het spanningsveld tussen bestaande situaties en vernieuwing, tussen de vrijheid van het individu en de regie van de locatie.
Gepresenteerd wordt een aantal originele projecten:
plan binnen houtwallen rondom gemeenschappelijk groen, waaraan elke woning een houten terras heeft
uitbreiding villa aan de Vecht in lage bouw om uitzicht te handhaven
Vinex Ypenburg met consistente variatie, hoge dichtheid o.a. door stadsvilla’s en “landhuis” met 22 appartementen, volgens spreker toch een plan met een landelijk karakter
plan  “paardenrijtjeswoningen”: rondom een “green” gesitueerd met verbindingspad naar manege met  paardenstallen.
Van der Ploeg pleit voor vimix i.p.v. vinex, maar ziet weinig heil in cataloguswoningen. Regie blijft nodig, de grachtengordel is niet voor niets aantrekkelijk.


Discussie

Vragen en discussie o.l.v. Harry Abels (architect, voorzitter programmacommissie Architectuurcentrum Twente)
Adriaan Buter, auteur landelijke bouwkunst en gewezen boer vindt het niet jammer dat de huisvesting van Faro niet in Twente staat. 
Hij vraagt de heer Peters hoe hij erover denkt Twekkelo als bedrijvenpark in te vullen. 
Peters: kent Twente niet goed genoeg om hier antwoord op te geven: maar hij heeft echter wel eens plantekeningen gezien van Twekkelo die volgens hem niet zo moeten worden doorgevoerd. 
Elk plan zou gemengd moeten worden ingevuld: niet alleen bedrijven, ook woningen en recreatie. Is ook voorstander van het aanpassen van boerenhoeven voor andere doeleinden..
Butter: heeft moeite met moderne pogingen van architecten. Wil meer eerbied voor traditie. 
Vd Ploeg meent dat dit niet kan zonder vernieuwing van traditie. Wij veranderen en moeten daarmee omgaan. Architectuur kan eigenlijk pas beoordeeld worden over 50 jaar. Je kunt ook iets voor 20 jaar bouwen en het dan weer weghalen, het als het ware lenen uit het landschap. 
Cannegieter: van de ontwerpen die Vd Ploeg heeft gepresenteerd, stonden er veel in een cluster. Dit kan het landschap beter verdragen dan verspreide bebouwing Vd Ploeg vult aan dat hij geen standaardrecept voor alle locaties hanteert omdat de randvoorwaarden steeds weer anders zijn. Er moet steeds weer een mix worden gezocht. 
Siny Lohuis, boerin: Veel buren stoppen met hun bedrijf en de regelgeving ligt dwars bij een nieuwe invulling daarvan. Er is een landbouwontwikkelingsplan gemaakt waarin mogelijkheden voor bedrijvigheid aangeboden zijn, maar dit werkt nog niet goed. 
Haar buren zijn allen erg zuinig op hun erf, ook op de houtwallen. Ze pleit ervoor om de boeren die stoppen op hun eigen plek te laten wonen zodat de sociale structuur behouden blijft en stelt dat er geen behoefte is aan ‘paradijsvogels’ (nieuwe rijken). 
Zo’n paradijsvogel is aanwezig, zijn werk is in Amsterdam, maar door telewerken kan hij meestal in zijn woonboerderij in de Achterhoek zijn. Hij is wel opgenomen in de noaberschap en in de sociale structuur. Hij erkent dat veel paradijsvogels dit niet ambiëren, maar je mag niet generaliseren. Hij kent meer mensen die in het westen werken en in het oosten wonen. 
Abels vraagt Peters om een aanvulling van zijn uitspraak dat het tegenhouden van nieuwe ontwikkelingen in Twente een illusie is. 
Peters: het landschap ontwikkelt zich door de maatschappelijke krachten. Twente was kleinschalig, maar is dat niet meer. Het forensen van nu wordt op korte termijn een trend. Stedelijke invulling is een zekerheid. Daarom moet traditionele kwaliteit, zelfs te onderscheiden in oost en west Twente, worden behouden. Architecten moeten de opdrachtgevers in de hand houden. Opdrachtgevers moeten luisteren naar architecten.
Ben Harsta: we willen heel veel individuen de ruimte geven die nu nog voor een enkeling is weggelegd. Hoe denk je over het wilde wonen Jurgen, en waar blijft het socialistisch gemeenschapdenken? 
Vd Ploeg kan zich voorstellen dat er plekjes zijn waar geen regels zijn, maar er is een traditie van regie in NL. Je moet naar regio-eigen kenmerken kijken en deze in de ontwikkelingen meenemen. Je moet de eisen strategisch stellen; daar waar iedereen wil wonen kun je hoge eisen stellen. Waar niemand wil wonen kunnen de teugels losser. 
Jaap Groteboer: Groningen is voor hem het voorbeeld geweest hoe het wel kan. In Twente staan veel cataloguswoningen, Reutum en Losser zijn van de kaart geveegd. In Groningen kan vervangende nieuwbouw  wel goed. Waarom kan dat in Twente niet? 
Peters: de grondslag hiervoor  is de consistente kracht en bemoeienis van het provinciaal bestuur Groningen met het stadsbestuur Groningen Het is weinig democratisch, maar leidde wel tot kwaliteit.
Overigens is in de agrarische-emotionele situatie in Twente veel beter. Peters heeft het gevoel dat de liefde hier wel degelijk is, maar dat men elkaar er hier weinig op aanspreekt.  
Met betrekking tot de opmerking over het elitaire karakter van vanavond is Peters van mening dat we niet moeten vergeten dat wanneer je het hebt over hoger opgeleiden met een hoger inkomen, dat je het over een grotere groep mensen hebt dan je denkt.
Cannegieter: het verschil Groningen/Twente zou het misschien ook kunnen zijn  dat Groningen middenin Groningen ligt en Enschede heel ver van Zwolle.
Peters is het hier volstrekt niet mee eens.
Gerrit Tijscholte, buurtbewoner: vroeger waren er toch geen architecten, de timmerman was in de eerste instantie de architect. Hij heeft het idee dat architecten niet begrijpen wat de timmerman begrijpt. Daarbij zijn de kosten erg hoog. Vroeger ging je naar een architect, die trok een tekening uit de la. Wat moet je tegenwoordig betalen voor de architect. 
Abels: vraagt waarom dhr. Tijscholte  niet gewoon naar de timmerman is gegaan. 
Volgens Tijscholte kon deze het niet voor elkaar krijgen met de gemeente. Hij ziet wel in dat er planologisch iets gebeuren moet, maar hij vindt het erg jammer dat er steeds minder Twentenaren in Twente wonen. 
Vd Ploeg beantwoord het kostenvraagstuk: voor een klein huis bedraagt dit ca. 15 % van de bouwsom, dit percentage zakt naar mate het huis groter wordt. 
Kloosterman; is zelf ook een paradijsvogel; hij probeert zich te mengen in de samenleving, en  vindt dat leuk, hij heeft zelfs vee aangeschaft om te kunnen meepraten. 
De paradijsvogel uit de Achterhoek zegt blij te zijn in deze andere wereld te leven. Hij doet op zijn beurt ook wat voor de buren. Dat is iets wat hij in Twente heeft geleerd.
Mw Palthe komt terug op de vanavond afgekeurde stijl van nieuwe woonhuizen bij boerderijen. Hiervoor is toch een welstandscommissie. 
Afke van Doesburg (Welstand, o.a. voor Weerselo): over dit soort bouwplannen is heel moeilijk te beslissen. Tijdens het gesprek met de bouwers blijken hun argumenten voor een dergelijk huis met eindelijk het gewenste comfort erg moeilijk af te weren. Als je hier een halt toe wilt roepen heb je de steun nodig van een gemeentelijk beleid. 
Cannegieter: beleid is heel cruciaal. Bij elk stedelijk bestemmingsplan is tegenwoordig een beeldkwaliteitsplan, terwijl dat bij het buitengebied nooit het geval is. 
Afke van Doesburg zegt af en toe blij te zijn dat er iets zo lelijks wordt gebouwd, dat roept de discussie tenminste op. 
Van der Veen spreekt dit tegen: het publiek houdt van dit soort architectonische lelijkheid, en elk toegestaan plan is een precedent. 
Afke van Doesburg zegt ook niets te kunnen verbieden, de welstand geeft alleen maar een advies. 
Iemand in het publiek vraagt hoeveel architecten in de gemeentepolitiek zitten. 
Abels denkt dat dit er te weinig zijn, maar wil graag weten hoeveel timmerlieden hierin deelnemen? 
Volgens de vraagsteller kon dit nog wel eens meevallen.

Einde discussie, einde bijeenkomst.