'Architectonisch avonturisme'

door Herman Haverkate
in de Twentsche Courant Tubantia, Stad & Land katern d.d. 17 maart 2004


Met zijn piramides en patiowoningen was hij eind jaren zestig een van de smaakmakers op de UT. Herman Haan (1914-1996), architect, archeoloog en met Piet Blom en Aldo van Eijck een van de grote criticasters van het platte functionalisme van na de oorlog. Zijn gebouwen zijn nog altijd te zien, evenals een kleine tentoonstelling die tijdelijk op de UT aan deze kleurrijke figuur is gewijd.


De foto is onthullend. Enschede, eind jaren zestig: architect Herman Haan presenteert zijn plan voor nieuwe studentenwoningen op de UT. Vijf mannen staan bij een maquette met piramiden. De architect zelf in het midden valt op een onthullende wijze uit de toon te midden van de stropdassen en colberts. In hemdsmouwen, de armen in de zij, lijkt hij meer op een bouwvakker dan op een architect.

‘Dit is Haan ten voeten uit’, zegt Andreas Müller. ‘Anders dan iedereen, iemand die zichzelf nooit op een voetstuk plaatste. Hij deed gewoon zijn werk, punt uit. Voor ingewikkelde theorieën moest je bij iemand anders zijn. Ooit heeft hij zijn levensmotto eens heel kernachtig verwoord: ‘Je moet durven leven, je moet het leven de kans geven, anders is alles wat we doen, hartstikke, maar dan ook hartstikke mis’. Zo, en niet anders, dacht Haan.

Op de tentoonstelling die Müller over de architect heeft ingericht, neemt de foto een centrale plaats in. En terecht, want het is een tijdsbeeld. Haan’s positie als vertegenwoordiger van een nieuwe generatie architecten op de UT wordt erin uitgedrukt. Niet langer de ouderen, Van Tijen en Van Emden, maar ‘angry young men’ als Haan, Piet Blom en Joop van Stigt waren nu aan zet. Mensen die met rabiate functionalisme wilden breken, die de menselijke maat in de architectuur wilden hervinden, die kasbah’s, kubuswoningen, mastaba’s en piramiden wilden bouwen om de monotonie van de grote woonkazernes te doorbreken.

Te midden van de nieuwlichters, verbonden aan het tijdschrift Forum, nam hij een geheel eigen plek in. Herman Haan was te eigenzinnig om zich voor lange tijd te verbinden aan welke groep dan ook. En eigenlijk was hij ook helemaal geen echte architect. Z’n opleiding maakte hij niet af en een vast bureau heeft hij nooit gehad. Haan werkte projectmatig. Theorieën, zoals bijvoorbeeld collega en geestverwant Aldo van Eyck die wel had, waren hem vreemd. En bovendien: zijn tweede leven, als volkenkundige en archeoloog in Afrika, legde zo’n grote claim op hem dat hij op sommige momenten de architectuur er maar bij deed. Zijn regelmatige expedities in de Sahara maakten dat hij vaak weg was uit Nederland. Vanaf het midden van de jaren zeventig heeft hij feitelijk niets meer gebouwd.
Zijn hoogtepunt als architect lag ongetwijfeld op de UT, ’s lands eerste campusuniversiteit in de bossen van Drienerlo. Behalve de piramiden, waarvan overigens vanwege een onverwachte daling van studentenaantal maar een gedeelte werd uitgevoerd, bouwde hij daar het sportcomplex, de voormalige meisjeshuisvesting Logica en, vooral, het patiocomplex. In plaats van vrijstaande flats tekende Haan, midden jaren zestig, een aaneensluitend complex in laagbouw. Kleine groepen studenten wonen er rondom kleinere en grotere patio’s.

‘Het beste wat Haan gemaakt heeft’, vindt Müller, zelf architect. ‘Alles waar hij zich mee bezighield, komt samen in dit project. Het is een uitstekende vertaling van wat hij in Afrika heeft gezien. Je zou verwachten dat hij primitieve vormen gaat gebruiken, maar dat doet hij dus niet. Hij vertaalt slechts het principe van de aaneengesloten holwoning die hij daar had gezien. Bouwen in zo groot mogelijke dichtheid, in gelijke eenheden en ondergebracht in een stevige structuur.’

Hij werd geboren in Amsterdam, Herman Haan. Opgroeien deed hij echter in Winschoten. Z’n vader was er directeur van een steenfabriek. Op zijn vijftiende, in 1929, maakte hij al zijn eerste reis naar Marokko, waar hij enige tijd bij de Berbers in de woestijn ging wonen. Hij bezocht de MTS en begon in 1935 zijn eerste kantoor. Pas na de oorlog maakte hij naam als architect met een reeks moderne villa’s in en rond Rotterdam. Het woonhuis voor hem zelf in Kralingen, inmiddels hopeloos door nieuwe bewoners verbouwt, geldt als een soort ikoon van de naoorlogse architectuur. Het heeft een open vormgeving, met veel glas en binnenruimtes die in elkaar overlopen. De gesloten ruimtes- slaapkamers- zijn met opzet zo klein mogelijk gehouden. Het contact met buiten is maximaal, indachtig zijn in Afrika ontstane verlangen om zoveel mogelijk in de openlucht te leven.
In het architectendebat van de jaren vijftig en zestig was Haan, volgens de samenstellers van de tentoonstelling, een nevenfiguur. Aandacht trok hij vooral door zijn consequente aandacht voor de wooncultuur in Afrika. Een cultuur die in zijn optiek lijnrecht stond tegenover het functionalisme van het westen met zijn ‘onafzienbare rijen lijnen eventueel onderbroken door trappenhuizen’ en geringe aandacht voor het individu. Haan was het ook die in 1951 een reeks bevriende kunstenaars als Aldo en Hannie van Eyck, Jan Rietveld en Corneille via een expeditie in aanraking bracht met de Afrikaanse cultuur.

‘Hij was op de eerste plaats een avonturier. Dat maakt hem ook zo fascinerend. Die man onderzocht op een gegeven moment een compleet grottenstelsel in Afrika. De nederzettingen van het Telem-volk in Mali. Haan werd in metalen kogel neergelaten langs een rotswand, met een televisieploeg erbij die alles filmde. 1964: de eerste reality soap. Nederland keek elke vrijdagavond mee wat Haan nu weer had ontdekt in deze verticale stad.’
Na zijn grote projecten in Enschede werd het langzaam stil rond de architect. Af en toe deed hij nog eens mee aan een prijsvraag, maar tot nieuwe werken leidde dat niet. De volkenkundige in hem werd steeds overheersender. Haan woonde zelfs hele periodes bij de Afrikanen. Zo was hij vermoedelijk ook het gelukkigst. Wie hem op de film die op de tentoonstelling wordt gedraaid, ziet in ieder geval een man die meer op zijn plaats is, dan tussen de colberts van de TH in Enschede.
Haan stierf in 1996. Niet meer dan een kleine voetnoot in de architectuurgeschiedenis, maar wel een hele leuke en inspirerende. Müller:’Als beginnende architect voel ik me zeer door hem aangesproken. Zijn idealisme vind ik hartverwarmend. Waar vind je dat tegenwoordig nog? Hij is misschien niet zo hemelbestormend als Blom, maar dat maakt hem tegelijk ook zo boeiend. In de patiowoningen in Enschede heeft hij een hele pragmatische vertaling gegeven van zijn idealen. Als hij zich full-time aan de architectuur had gewijd, was hij ongetwijfeld een veel grotere naam geweest.
Maar Haan koos voor een dubbelleven, dat heeft hem uiteindelijk veroordeel tot een plek aan de zijlijn.’


Enschede, UT, Gebouw De Spiegel (voorheen BB-gebouw), maandag-vrijdag 8.00-18.00 uur (t/m 29 april). De expositie is georganiseerd door het Architectuurcentrum Twente. Samenstelling: Andreas Müller, Suzanne Pietsch en Kaarsemakers.