Studenten van hogescholen hebben een studie gedaan naar hoogbouw op 4 locaties in Twente.
Hoogbouw in het stationsgebied van Almelo
Binnenkomend als treinreiziger in Almelo, is het zoeken naar het centrum. De stedenbouwkundige situatie nodigt niet uit om een bepaalde route te lopen. Grote lege plekken, gebouwen met een parkeergarage in de plint en een verkeersweg die uitnodigt om rechtdoor te lopen en niet langs het water naar het centrum. Het gebied mist een echte ‘eyecatcher’, een indruk waar je aan denkt als Almelo in je gedachten komt. Bovendien wordt een belangrijk historisch gebouw ‘verstopt’.
Maar DAT gaat veranderen!
Typerend voor Almelo zijn de groene lobben, die diep tot in de stad doordringen. Almelo is hier trots op en wil zich graag profileren als groene stad. Almelo heeft een rijk industrieel verleden. De textielindustrie heeft een belangrijk stempel gedrukt op de tegenwoordige stad. Almelo wil haar verleden koesteren, maar ook vooral naar de toekomst in kijken.
Wij hebben er voor gekozen om de bezoeker van Almelo, tijdens zijn entree in de binnenstad, kennis te laten maken met deze elementen. De bezoeker komt binnen met de trein en stapt uit in een groene oase, omringt door hoogbouw. In plaats van een traditioneel stationsplein, wil Almelo zijn groene karakter laten zien. Het gebouw vormt door hoogte en architectuur een markant herkenningspunt in de stad. Als mensen uit het centrum vertrekken, kunnen ze zien waar het station ligt. Het gebouw is ‘aflopend’ qua hoogte, zodat het aansluit bij de bouwhoogte van de binnenstad. In het gebouw worden diverse functies ondergebracht. Het station, busstation, winkels, woningen, kantoren, sportvoorzieningen etc. Het gebouw vormt een spil in de stad. Diverse verbindingen en functies worden opgenomen in het gebouw.
Via de groene binnentuin en het plein, dat het station en de noord-en zuidkant van de spoorzone met elkaar verbindt, wordt de bezoeker begeleid via de uitloper van het gebouw; een plint met verschillende functies. Een groene bomenlaan versterkt deze route. Men loopt via het nieuwe Textielplein, waar activiteiten worden gehouden en waar het oude textielgebouw wordt getoond, naar de vijverpartij (bestaand) en ziet daar de schoorsteen. Nu is de bezoeker in de binnenstad. Tijdens zijn route heeft hij kennis gemaakt met een groen en cultuurhistorisch rijk Almelo.
Saxion Hogeschool IJsselland, Deventer
Wietze van der Ploeg
Anne Betzema
Robert ten Vregelaar
Jasper Nijveldt
Hart van Zuid
Als vier studenten Ruimtelijke Ordening en Planologie aan de Saxion Hogeschool IJselland te Deventer (Bas van Amersfoort, Martijn Faber, Angelique Hageman en Floor Nijdeken) zijn wij uitgenodigd door Architectuur Centrum Twente om een studie naar Hoogbouw te doen.Hierbij zijn wij geholpen door Ad Bogerman van SeARCH en Rob Beerkens van het architectuurcentrum. Vol verwachting begonnen wij aan deze interessante casus van een zeer prachtige locatie in Twente: Naats op den Bult bij Oldenzaal. Bij het locatieonderzoek dachten wij in eerste instantie: Waarom in hemelsnaam hier hoogbouw laten plaatsvinden, waarom hier verdichten?
De weg tussen Oldenzaal en Denekamp loopt namelijk door een schitterend glooiend landschap. Deze weg, die ook gezien kan worden als een horizontale as, loopt van kerktoren naar kerktoren van respectievelijk Oldenzaal en Denekamp en is kaarsrecht aangelegd ten tijde van Napoleon. Deze as door het landschap wordt steeds weer gekruist door verticale assen, de heuvels. Deze heuvels zorgen voor een fenomenaal coulissen landschap. Op de heuveltoppen is bos, in de dalen werken de boeren op hun landerijen. Dit heeft door de eeuwen heen gezorgd voor een indrukwekkend schouwspel. Een natuurlijke harmonie die een soort van tijdsloosheid uitstraalt. Het interessante is echter dat het natuurlijke landschap met haar glooiing en coulissen op zijn volst wordt ervaren als men gebruik maakt van culturele aspecten: de weg en de kerktorens. Want door de weg kan men de glooiing (en coulissen) zien en doordat de kerktorens soms achter de heuvel verdwijnen en soms weer opdoemen, kan de glooiing gevoeld worden.
Dus waarom hier hoogbouw? Waarom hier verdichting?
Waarom in een gebied met zoveel kwaliteiten?
In deze laatste vraag schuilt nu ook juist het antwoord.
Want juist hier, in een gebied met veel kwaliteiten!
Juist hier volume concentreren en verdichten!
Juist hier zo min mogelijk het gebied aantasten!
Want eigenlijk zijn er twee keuzen- of men verdicht of de bebouwing zal zich als een olievlek van laagbouw uitstorten over dit fenomenale landschap en het voor altijd vertroebelen.
Wat hebben wij gedaan?
Allereerst hebben wij gekeken hoe natuurlijke glooiing van het landschap extra kan worden geaccentueerd. Hier zijn 6 modellen voor bedacht. Drie horizontale benaderingen gebruiken een toren als meetlat. De toren is een verticaal neergezette lineaal en de heuvel kan gevoeld worden doordat deze horizontaal langs de toren glijdt wanneer men zich hierover beweegt. Drie verticale modellen werken door perspectief. Doordat bebouwing dichterbij komt wordt zij groter voor de waarneming. Hierdoor kan de glooing beleefd worden.
Ten tweede is gekeken hoe de bebouwing zich verhoudt tot het landschap en de glooiing. Hierbij was belangrijk dat het authentieke landschap zoveel mogelijk in waarde gelaten wordt. Dit zijn de ingredienten voor het concept, dat als een spel tussen nieuw en oud kan worden gezien.
Die oude bestaande zichtas die van toren naar toren loopt is visueel niet duidelijk en wordt tevens vanuit beide richtingen anders beleefd. Vanuit Denekamp is de toren van Oldenzaal redelijk snel zichtbaar, maar de toren van Denekamp is slechts twee heuvels voor de stad zichtbaar. De as is, zeg maar, te lang en de toren van Denekamp te kort. Vandaar dat wij een nieuw ruimtelijk orientatiepunt (nieuwe toren) richting Denekamp hebben gecreeerd die echter niet op de oude as is gesitueerd, maar op een nieuwe- een kortere.
Dit orientatiepunt bestaat uit een nieuwe as die is afgesplitst van de oude en naar een nieuwe toren loopt. Deze nieuwe as loopt niet met de glooiing mee maar loopt horizontaal door, van heuveltop naar heuveltop. Hierdoor wordt er een mogelijkheid gecreeerd om het dal voor woningbouw te benutten. Onder aan de ‘brug’ zullen woningen ‘opgehangen’ worden over een afstand van misschien wel 500 meter, waarbij het gebouw ‘gaten’ vertoont. Hiermee wordt bedoeld dat het gebouw niet helemaal vol wordt gebouwd, maar dat er sprake is van een natuurlijke transparantie waardoor het gebouw niet log in het landschap komt te liggen. De bebouwing zal niet tot aan de grond komen zodat boeren hun werkzaamheden gewoon kunnen blijven uitvoeren onder het gebouw. Mede hierdoor wordt er zorg gedragen dat het gebouw niet voor een grote afscheiding zal zorgen binnen het landschap. Om deze bebouwing ook te ervaren als men op de nieuwe as rijdt zal deze weg afbuigen alvorens de toren te bereiken. Het gebouw loopt echter door tot aan deze nieuwe toren. En dan blijkt dat de toren en de bebouwing onderaan de ‘brug’ een gebouw blijken te zijn. Eigenlijk is het een toren met een uitstulpsel die horizontaal is neergelegd- waardoor het verticale horizontaal wordt en het horizontale verticaal. De bebouwing onderaan de weg is eigenlijk de toren! De oude as zal gebruikt worden om het nieuwe gebouw te fasciliteren. Het bedient de weg naar de parkeergarage en ingang. Daarnaast is het gebouw op het zuiden georienteerd, waardoor de zon extra benut kan worden.
Het nieuwe gebouw vormt een extra accentuering van de glooing van het landschap. Het verticale deel als meetlat, het horizontale deel door de perspectiefische werking. Door het verticale deel niet op maar naast de weg te situeren zal het dienen als orientatiepunt, totdat toren van Denekamp zichtbaar wordt. Het zal dus niet de hele omgeving bevuilen, waardoor de landschappelijke waarde van het gebied achteruit gaat.
We zijn op een subtiele wijze brutaal geweest!
Contrast en spanning
De Usseleres in Enschede was èèn van de vier locaties van het project ‘Liever de lucht in’. Dit cultuurlandschap staat bekend om de discussies die zijn gevoerd om het natuurgebied te laten verdwijnen en er bebouwing voor in de plaats te laten komen. Momenteel wordt de Usseleres als landbouw en recreatiegebied gebruikt. Het kenmerkt zich door de driehoekige glooiende vorm die aan alle zijden door autowegen wordt ingesloten.
Het geleidelijk volbouwen in een gebied als de Usseleres was naar onze mening zonde en bescherming van het gebied werd als een prè gezien tijdens het gehele proces. Aan èèn zijde van de es vormen boerderijen een barrière tegen de opkomst van de industrie. Aan de stadzijde willen wij ook een barrière opwerpen. In relatie tot de al aanwezig hoogspanningsmasten willen wij daar hoogbouw plaatsen. Contrast en spanning zijn de kernwoorden voor het concept.
De masten kenmerken zich door hun hoogte, de vorm, de continue herhaling en staan in contrast met het akkerlandschap van de es. Tegelijkertijd vormt een deel van deze lijn de zwakste plek van het gebied en om deze plek te beschermen hebben we gekozen voor drie torens die samen met de boerderijen verderop, een front vormen om de uitbreiding van de stad tot een ‘halt’ te roepen.
De torens stellen de wachters voor die het gebied achter zich beschermen tegen verdere bouw. Het gebied blijft in zoverre intact, dat enkel de torens een toevoeging zullen zijn. De torens zijn als het ware uit de stad geduwd en hebben zich achter de masten in de grond geboord. Deze duw is duidelijk in het landschap terug te vinden; de grond die daarmee is verzet, heeft zich tegen de torens opgestuwd.
Met het spoor dat hiermee is achtergelaten willen we de indruk wekken dat de torens er al waren voor de masten geplaatst werden. De torens vormen de grens.
Over het diepe spoor achter de torens zal het verkeer naar de torens rijden en daarmee ontstaat een vanzelfsprekende grens tussen stad en landschap. Doordat deze weg dieper in het landschap ligt, is er geen verkeer te zien vanaf het natuurgebied.
In de drie identieke 167 meter hoge torens omarmen de natuur en cultuur elkaar en tegelijkertijd zijn er tegenstellingen en spanningen. De torens, het gebouw-zijn, staat haaks op alles was de natuur voorstelt, maar door hun natuurlijke vorm wordt dit weer gecompenseerd. De organische vorm refereert naar iets dat uit de grond groeit en daarna is gespleten als een spaander. Deze spaanders staan evenals de masten met elkaar in verbinding door middel van kabels. Hieraan hangen sigaarvormige ruimtes die ervoor dienen mensen naar een volgend gebouw te vervoeren. Het gebouw bestaat uit twee tegengestelde materialen; de schil is bekleed met een ongewoon materiaal voor hoogbouw; namelijk hout. Dit om de natuur te benadrukken. Het binnenste deel daarentegen bestaat uit beton met een willekeurig patroon van ramen. Hierdoor wordt een stukje privacy gevormd; de bewoners bewegen zich niet in elkanders gezichtsveld. De torens bestaan uit veertig etages, elk 10 x 15 meter, waar een viertal functies zijn ondergebracht. Allereerst het wonen; iedere etage bergt twee appartementen. Ten tweede is er een parkeergedeelte dat de onderste twee etage bezet. Dan is er nog het gedeelte boven in de toren die de spaander schijnbaar in tweeën splitst. Hierin is in ieder geval een supermarkt gevestigd en per toren een vierde onderdeel; sport, educatie of entertainment.