Hoe publiek opdrachtgeverschap verschuift naar privaat opdrachtgeverschap

Het rijksmotto ‘Centraal wat moet, decentraal wat kan’, heeft ongetwijfeld effect op de kwaliteit van het publieke opdrachtgeverschap. Maar ‘kwaliteit’ blijkt inmiddels ook een concurrentiemiddel te zijn tussen semi-publieke partijen zoals onderwijs- en gezondheidsinstellingen. Burgers zijn klanten geworden. En die kun je met kwaliteit aan je binden. Dat bleek tijdens de door het Architectuurcentrum Twente georganiseerde debatavond op 22 maart in het nieuwe ROC-gebouw in Almelo.


Publiek opdrachtgeverschap

Op de trappen in het grote, wigvormige en spectaculair vormgegeven binnenplein in het nieuwe ROC-gebouw in Almelo, waren ongeveer honderd bezoekers neergestreken om deel te nemen aan het debat over publiek opdrachtgeverschap. Het waren vooral professionals zoals architecten, opdrachtgevers, vertegenwoordigers van corporaties, bouwbedrijven en makelaars. Maar er waren ook ‘gewone’ burgers en opvallend veel studenten. Het debat over de rol en kwaliteit van het publieke opdrachtgeverschap, was door het Architectuurcentrum Twente onder de titel ‘Boost in Twente’ in twee delen geknipt. Ter introductie werd door Huub Isendoorn, oud wethouder van Almelo, een aantal opdrachtgeversondervraagd over hun ervaringen met recent opgeleverde projecten of projecten die nog in de ontwikkelingsfase verkeren. Het tweede deel van de avond werd ingenomen door de professionals die als wetenschapper, architect of
projectmanager beroepsmatig betrokken zijn bij het realiseren van projecten in de publieke sfeer. 


Huub Isendoorn

Huub Isendoorn zette de discussie meteen op scherp door aan het panel de vraag voor te leggen: ‘Hoe zit het met de architectuur in jullie projecten?’. In het panel zaten een aantal bouwcoördinatoren van belangrijke Twentse projecten. Naast Henk Leever van het ROC in Hengelo waren dat Bert Vos en Alp Buitelaar van het Medisch Spectrum Twente en Frits Locher, die namens de gemeente Hengelo betrokken is bij het project Hart van Zuid. Buitelaar vond dat bij de bouw van een ziekenhuis de functionaliteit voorop moet staan, maar dat de relatie met de omgeving (het Medisch Spectrum Twente komt in de binnenstad van Enschede) voor de patiënt van belang is. De architectonische en stedenbouwkundige aspecten spelen daarbij een belangrijke rol. Samenspraak met de gemeente is dan ook noodzakelijk. Vos vult aan: ‘De uitstraling is ook van belang in verband met concurrentieoverwegingen. Met andere woorden: deregulering biedt voor de publieke opdrachtgever als bedrijf ook kansen voor kwaliteit.’ De logische vervolgvraag van Isendoorn luidt: ‘Is goede architectuur alleen maar nodig vanwege de concurrentieaspecten of is er ook nog sprake van liefde voor de architectuur?’ Voor Henk Leever van het ROC is het imago van een school doorslaggevend voor succes. Leever: ‘De student moet er trots op kunnen zijn. Dat kan óók bij grote scholen, als de organisatie maar kleinschalig is.’ De overheid is volgens hem nodig om een goede locatie te kiezen. De vestigingsplek blijkt dan vaak te werken als katalysator voor een gebiedsontwikkeling. Frits Locher erkent de rol van de overheid: ‘Als publieke opdrachtgever is de overheid pas 20 jaar betrokken bij de ontwikkeling van grote stadsgebieden. In die periode is er veel geleerd.’ 


André Doree

André Doree, hoogleraar markt- en organisatievormen op de Universiteit Twente, gaat in zijn inleiding verder in op de rol van de overheid bij publiek opdrachtgeverschap. Volgens hem zal een nieuwe generatie de kloof tussen ontwerpers en bestuurders moeten dichten. Doree onderkent drie aspecten die bijdragen aan een succesvol publiek opdrachtgeverschap. Dat zijn publiek leiderschap, ondernemerschap en opdrachtgeverschap. Voor een goed leiderschap zijn passie en visie nodig waarmee praktische bezwaren overstegen kunnen worden. Als voorbeeld noemt hij het beroemde operagebouw in Sydney (van de Deense architect Jörn Utzon) waar kosten en planning gigantisch uit de hand liepen, maar waar het resultaat voor de stad een zeer geslaagd beeldmerk is geworden. Goed publiek ondernemerschap bestaat uit het vermogen om partijen goed te kunnen mobiliseren en te verbinden, kwaliteit te kunnen borgen en verantwoordelijkheden te kunnen delen. Als publiek opdrachtgever is de overheid volop in beweging en worstelt zij met de vele regels, het vaststellen, besteden en bewaken van de budgetten, de inspraak van het publiek en haar rol in de opkomende publiek private samenwerkingsverbanden (PPS). Kortom: veel gedoe. Maar er is ook sprake van een vernieuwingsslag, met nieuwe samenwerkingsverbanden en gedeelde verantwoordelijkheden. Volgens Doree is het ontwikkelen van nieuwe arrangementen dé uitdaging voor de toekomst.


Hans ter Beek

Hans ter Beek, architect en directeur bij Op ten Noort Blijdenstein architecten en ingenieurs in Utrecht, meent dat publiek opdrachtgeverschap niet gaat over constructies maar over samenwerken. Het belang van de opdrachtgever staat voorop en bestaat uit drie elementen: tijd, kosten en het plan. In PPS-constructies spelen altijd meerdere belangen die in schaalgrootte verschillen. Het is volgens Ter Beek aan de ontwerper om daar een afweging in te maken. De ontwerper kan daarbij twee middelen hanteren: enerzijds het afdwingen van het publieke belang en anderzijds het werken met structuren in het door hem genoemde contextualisme. In de twee voorbeelden die Ter Beek noemt en waar zijn bureau bij betrokken is, hebben beide aspecten een doorslaggevende rol gespeeld. Bij de planontwikkeling van het bedrijvenpark ‘Campus Westermaat Hengelo’ was de planning – in verband met de aflopende termijn voor de Europese subsidie – het knelpunt, waardoor het ontwerpproces in een stroomversnelling kwam en partijen gedwongen werden om slagvaardig samen te werken. In de ontwikkeling van het stedenbouwkundige plan voor het 40 hectare grote  gezondheidspark in Hengelo, bleek het gebrek aan betrokkenheid tussen de verschillende betrokken partijen aanvankelijk een knelpunt. Door de mens centraal te stellen, wist Ter Beek partijen op één lijn te krijgen en kon een samenhangend en kwalitatief hoogwaardig plan gemaakt worden. ‘Dankzij PPS!’, aldus Ter Beek die tenslotte concludeert dat voor een hoogwaardige eindkwaliteit bij publiek opdrachtgeverschap de ontwerper meer betrokken zal moeten zijn bij de samenwerkingsprocessen.


Matthijs Bakker

Matthijs Bakker, projectmanager bij PRC Bouwcentrum en als zodanig betrokken bij enkele grote projecten in Twente, reageerde in zijn betoog op de veronderstelling dat de projectmanager een nieuwe kaste dreigt te worden in het bouwproces. Volgens Bakker is de vraag of er hele of halve opdrachtgevers zijn onzinnig: ‘wie betaalt, bepaalt’ is zijnmotto, dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. De (professionele) opdrachtgever kan wel ‘handjes’ inhuren in de vorm van een projectmanager. In het traditionele bouwproces is het de architect die die rol vervult, maar volgens Bakker kan de architect wellicht té betrokken zijn bij zijn eigen vakgebied om alle belangen van de opdrachtgever goed te kunnen behartigen. Die belangen van de publieke opdrachtgever betreffen primair de functionaliteit van een ontwerp. Maar volgens Bakker moet hij wel een visie hebben die naast de functionele aspecten (zoals de gewenste vierkante meters versus beschikbare hoeveelheid tijd en geld) tot een kwalitatieve meerwaarde van het ontwerp moet leiden. Het is aan de projectmanager om te zorgen dat de opdrachtgever bewuste keuzes maakt als die meerwaarde effect gaat krijgen op de functionele aspecten. De projectmanager is vervolgens aan bod om het uiterste uit alle deelnemende bouwpartners te halen. Maar hij moet hen daar ook de ruimte voor geven. 


Harry Abels

Harry Abels, architect en directeur bij IAA architecten in Enschede en tevens programmaraadslid van het Architectuurcentrum Twente, gaf het publiek tot slot een aantal voorbeelden van goed publiek opdrachtgeverschap. Het ‘meer’ bij de opdrachtgever ontstaat volgens Abels vaak spontaan. Enkele voorbeelden uit zijn betoog:

Saxion Hogeschool in Enschede: door in het plan een verdichting te maken, kon een groene aansluiting met het Volkspark ontstaan en werd extra kwaliteit aan de publieke ruimte toegevoegd. Datzelfde gold voor de grote entreehal die ruimte bied aan publieke manifestaties zoals concerten.

ROC Twente in Hart van Zuid te Hengelo: door de karakteristieke, oude gieterij in het plan op te nemen en een herbestemming te geven voor zowel onderwijskundige als publieke functies, is een katalysator ingebracht die aan het gebied een belangrijke kwaliteitsimpuls geeft. In de samenwerking tussen het ROC en de gemeente Hengelo heeft het publieke opdrachtgeverschap hier gekozen voor een publieke taak.

ROC aan de Postjesweg in Amsterdam: de transformatie van de oude ambachtsschool, destijds ontworpen met de kenmerken van de Amsterdamse School, heeft door de overkapping van het binnenterrein een extra publieke functie gekregen in de vorm van een buurtcentrum. Onderwijskundige, sociale maar ook commerciële functies zijn in het ontwerp geïntegreerd en geven zo een meerwaarde aan de buurt.

Medisch Spectrum Twente in Enschede: dit megaproject (met 800 bedden en 1000 parkeerplaatsen het grootste niet-academische ziekenhuis in Nederland) zorgt met een geïntegreerd stedenbouwkundig plan voor een kwaliteitsimpuls in het centrum van Enschede. Alle door Abels getoonde voorbeelden van publiek opdrachtgeverschap tonen een gerealiseerde meerwaarde. Soms in architectonisch of stedenbouwkundig opzicht, maar vaak ook in gebruiksmogelijkheden voor het publiek. In alle voorbeelden is dan ook sprake van een publieke opdrachtgever die koos voor ‘meer’ en die zich niet beperkte tot alleen maar de functionele aspecten.


Paneldiscussie

Uit de afsluitende paneldiscussie bleek dat voor de publieke opdrachtgever - naast ideële motieven - ook commerciële overwegingen in toenemende mate aan de orde zijn. Het trekken van ‘klanten’ wordt belangrijker naarmate hun aantal het door de overheid beschikbaar gestelde budget bepaalt. Daarmee krijgt het publieke opdrachtgeverschap steeds vaker private kantjes. Voor Huub Isendoorn aanleiding om de vraag te stellen: ‘Waar was de overheid?’ Voor Vos en Buitelaar van het Medisch Spectrum Twente is daar een duidelijk antwoord op: ‘Wij zijn de regulerende overheid liever kwijt.’ Waarmee zij doelden op de overdaad aan wetten en regels en beperkende invloed daarvan op nieuwe initiatieven. Volgens Henk Leever van het ROC moet de overheid wel eisen blijven stellen aan kwaliteit. Opdrachtgever en opdrachtnemer moeten elkaar wel kunnen verstaan, waarbij de opdrachtnemer zich niet moet verliezen in het
ontwerpen van imponerende architectuur maar zich ook bewust met zijn van de publieke functie van het ontwerp. Synergie, die als gevolg van een vruchtbare en elkaar inspirerende samenwerking tot de klassieke meerwaardevergelijking 1+1=3 leidt, is volgens Abels niet vanzelfsprekend maar wel van belang. Het is aan de overheid om op een hoger niveau de identiteit van stad en/of streek te behouden en te ontwikkelen. Het was al over tienen toen het afsluitende debat werd beëindigd. Maar dat weerhield de bezoekers niet om tijdens de nazit nog verhitte discussies te voeren over hetgeen te berde was gebracht maar ook over aspecten van het publieke opdrachtgeverschap niet
aan de orde was gekomen. Waarmee duidelijk werd dat het thema leeft, zeker onder professionals en dat een twee uur durend debat onmogelijk alle aspecten aan de orde kan stellen. Dat was ook niet het uitgangspunt. Het debat is aangezwengeld en toont dat BOOST* in Twente ook een thema is dat leeft.

door Tom de Vries, Deventer
 
* ‘BOOST in Twente’ is een vrije interpretatie van de door Architectuur-Lokaal (Amsterdam) op 18 oktober 2006 georganiseerde landelijke manifestatie over publiek opdrachtgeverschap.