De finalisten worden ondergebracht bij Twentse architectenbureaus. In de periode van 8 januari tot en met 4 maart 2008 zullen zij één dagdeel per week worden begeleid door deskundige architecten en tekenaars. Ze werken daar aan een opgave: een woonhuis voor een bijzondere familie, waarin alle fases van het ontwerpen aan bod komen, zoals het analyseren van de opgave, de vorming van concept, schetsen, tekenen, materialiseren en presenteren. De finalist en het architectenbureau bepalen zelf in onderling overleg wanneer ze kunnen werken en assistentie kunnen krijgen en geven.


De familie Jansen bouwt het huis van hun dromen. Jansen, zo heet de familie, al generaties lang uiteraard. Maar dat is  het enige wat alledaags is aan de Jansens.


De pater familias is Rudy. Een succesvol man met een goede baan.  Sportief type, joviaal, gezellig, levensgenieter. Hij is getrouwd met  Jacqueline, ook al iemand met vele bezigheden en hobby’s: weven, schilderen, koken. Het plotseling overlijden van haar beide ouders vorig jaar was een dubbelklap voor het gezin, waar ze in zoverre overheen zijn dat ze langzaam weer plannen gaan maken. Als enig kind is Jacqueline een grote erfenis ten deel gevallen. Ze wisten meteen dat ze het geld in een nieuw huis wilden steken, een huis naar eigen  ontwerp. Vandaag komt de architect voor het eerst eens praten.


Aan het gezin van Rudy en Jacqueline is alleen de naam Jansen alledaags, en zeker niet de samenstelling. De echtelieden hebben drie kinderen, een aangenomen zoon en de ‘andere’ oma woont bij hen in. Zij is al lang weduwe, inmiddels 81 jaar oud en niet meer zo goed te been. Marel, de dochter van 15, is helemaal gek van oma. Maar soms wordt ze ook wel gek ván haar, als de muziek weer zachter moet. Of de televisie. Of zelfs de piano! Had ze maar een grotere kamer, dagdroomt ze wel eens. Er kan maar één vriendin blijven logeren. Al is dat ook best knus, en als er een ander huis komt, wil ze wel keet kunnen blijven trappen en in de blote kont via de overloop naar de badkamer kunnen rennen. Kicken! Broer en zussen plagen.


Haar oudere zus Anne van 18, die helemaal gek is van mode en een schoenentic heeft, is veel te netjes voor die naaktloperij. “Kan ik geen eigen badkamer krijgen?” heeft ze moeder wel eens gevraagd. “Ik dacht dat je een inloopkast wilde”, was toen het antwoord. Dat is waar ook. Maar voorlopig heeft ze geen van beide.


Floor, de jongste dochter Jansen, lacht dat soort probleempjes weg. Ze flierefluit het leven door. Gekleed in kleren uit de zusjeswinkel. Afleggertjes van Anne en Marel. Maakt haar niet uit. Ze is toch steeds buiten, dertien jaar oud. Gek van paarden is ze. Ze moet steeds een eind fietsen naar de manege. Komt ze met lekker besmeurde laarzen terug. En komt ze terug van de hockey, hetzelfde verhaal. Schoenen nog aan, want hockeyers douchen niet. Overal van dat fijne zand. “Slaap jij maar in de bijkeuken”, plaagt moeder wel eens. Al dat inloopvuil.


Floor hoort het al niet meer. Zit al te msn-en in een hoek van de  kamer, waar oma televisie zit te kijken. “Huiswerk doe ik straks, mam. ’t Is hier te druk en mijn kamer is een zooi! Mag ik chips? Oma, wilt u ook?”


Jacqueline zucht en ruimt voor de zoveelste keer de troep op. Dat moet allemaal anders, vindt ze, straks in dat andere huis. Het kan allemaal nog net, hier, maar het is zo hokkerig. Ze kan niet eens vanuit de keuken naar de kamer kijken en ze houdt zo van dat ruimtelijk effect. De verbouwde boerderij van haar vriendin Ellen, daar kun je helemaal doorheen kijken. Zo mooi. Daar kun je iedereen zien zitten, terwijl niemand bij elkaar op de lip zit. Een keuken met kookeiland, met breed uitzicht op de tuin en weiden heeft Ellen ook. Nou, wacht maar. Van vakantie herinnert ze zich avonden op de veranda met open haard, die zie je niet vaak in Nederland. Dat wil zij. En dan aan de kamer een serre met glas, zodat ze ook in de winterzon kunnen zitten. Een wintertuin! Hoog, van glas, met grote planten. Een droom. In Engelse series zie je ze soms. Ideaal licht om bij te schilderen ook, bedenkt ze zich nu.


De bel onderbreekt haar gedachten. De postbode is al geweest, het zal wel de TNT-bus met pakketpost zijn. Zo gaat het bijna elke dag. Het zijn boeken voor Rudy, die hij bespreekt in kranten en tijdschriften. Ze staan in stapels in zijn kleine kantoortje in de verbouwde garage, want de boekenkasten zijn vol – met dubbele rijen inmiddels. Ze wil de voordeur openen, maar Anthony is haar voor, haar aangenomen zoon van begin twintig. Ze dachten zelf geen kinderen te kunnen krijgen – nu lacht ze weer, wat een vergissing. Maar wat was Anthony welkom. En wat is ze trots op hem. Groot, donker en sterk, goedlachs. Wil  architect worden. Sportieve jongen. Watersportfanaat. Plankzeiler, en  nu het qua leeftijd mag: jetski. Spaart voor een off the road-motor. Die jongen komt er wel. En wat een broer voor de meiden. “Ik slaap wel op zolder”, zegt hij wanneer de meiden logeetjes hebben. Op zolder, waar hij ook studeert en waar zijn tekentafel staat, al klaagt hij terecht over te weinig licht.


Via de achterdeur is inmiddels Rudy binnen gekomen. Een zoen voor Jacqueline, met de jas nog aan, want hij gaat eerst haardhout halen. De post en de pakketjes liggen op de al gedekte keukentafel. Op weg naar het toilet legt hij de post in zijn kleine kantoortje, waar een oud houten bureautje van zijn vader kreunt onder de ongelezen boeken. Op de terugweg naar de keuken hangt hij in de gang een nieuw schilderij van zijn vrouw recht. Kleurenvlakken, net een Rothko. Niet vergeten er een opmerking over te maken, prent hij zich in. Was er maar plek voor in de kamer. Hij begroet oma, de kinderen, vraagt wat  de pot schaft en wie er vanavond bij Pauw & Witteman zijn, maar het  antwoord gaat verloren in andermaal het geluid van de deurbel. “Hè, wie kan dat nou weer zijn op dit tijdstip?” Het is duidelijk dat Rudy al een zware dag achter de rug heeft. “Dat weet je toch wel? Je hebt de afspraak zelf gemaakt”, reageert Floor ad rem van achter de computer. “O ja, de architect van ons nieuwe huis. Leuk!” Rudy is zijn vermoeidheid al kwijt en hij gaat snel de voordeur openen. Nu is Jacqueline hem voor. Stralend opent ze de voordeur.  “Kom erin. We hebben veel te bespreken.”